Altijd wind tegen in de polder. Tenminste tot vandaag. Na een frisse ochtendrit over de grens met een lekker noordoosten windje op kop, kan ik eindelijk het genoegen smaken om de terugweg langs de rivier en door de polders te beginnen met een voelbare wind in de rug.
Pensionados op e-bikes, die ik normaal gesproken alleen met een flinke forcing kan inhalen, laat ik op het grote mes moeiteloos achter me. Zelfs op de zandpaden die ik bewust zoek, is de ruggesteun duidelijk aanwezig.
Ik passeer een verkeersbord ‘doodlopende weg’, maar besluit door te fietsen omdat het pad er oud en veel bereden uit ziet. Na ongeveer een kilometer stuit ik op obstakels waarmee de verderop liggende steenfabriek het pad heeft afgesloten. Ik stap af, til de bike er over heen en klim er zelf achteraan. Er volgt direct een kort hevig klimmetje en dan sta ik op een wijdse opgespoten zandvlakte waar een weg van metaalplaten overheen loopt. Ik zie enorme bandensporen van shovels op de platen en daarom durf ik wel verder te gaan.
Het is een onverwachte verlatenheid om me heen, maar in de verte lokt wel de spits van het kerktorentje waar ik langs moet. De metalen ‘weg’ gaat over in een hoog dijklichaam en eindigt in een steile afdaling naar het water. Het vergt enige navigeerkunst om op de bike te blijven en naar de voor me liggende ruim 100m lange dam van vlakke basaltblokken te manoeuvreren. Aan de rivierkant van de dam staat het water bijna 2m lager dan aan de andere kant. Als ik de dam ben overgestoken is het nog even flink ploeteren door het rulle zand, tot ik weer vaste grond onder de wielen krijg. Een eindje verder staat nog een met kettingen afgesloten poort. Dus nog eens tillen en klimmen en dan ben ik al weer bijna op de oude rivierdijk. De straf doorwaaiende noordoosten wind zorgt ervoor dat de laatste kilometers naar huis voelen als door engelen gedragen.
‘Altijd wind tegen’ en ‘doodlopende weg’ zijn – achteraf beschouwd- dus toch ook maar betrekkelijke begrippen.
Sagittarius