Carnaval. Het wil niet meer zo. Jammer dat ik niet meer spontaan in de rij van de langskomende polonaise achter het mooiste meisje durf te springen. De aantijging van ongewenste intimiteit is als het ware voorgeprogrammeerd. Maar ik durf ook niet meer echt ‘los’ te gaan en me pas over drie dagen zorgen te maken over de ravage die misschien in mijn spoor zou kunnen zijn achter gebleven. Ik probeer mezelf wijs te maken dat de lol er in dit kouwe ondermaanse voor mij helemaal af is, sinds ik het zonnige en warme carnaval in Zuid Amerika heb meebeleefd.
Maar dan negeer ik wel heel nadrukkelijk de aandrang die ik voel bij het horen van de vertrouwde klanken van de dweilorkestjes en van de meezingende jecken.

Ondanks die aandrang: Het lijf wil niet meer zo. Als ik in Groesbeek de grote tent op de markt binnen loop, stuit ik op een muur van bonzend lawaai waarvan de golven mijn hele systeem in de war dreigen te brengen. Bovendien zie ik alleen jonge mensen zingen, dansen en springen op de dreunende bastonen.

En bij de tent die een eindje verder speciaal voor de oudere carnavalsvierders is opgezet en waar de muziek uitnodigend klinkt, word ik juist droevig van de aanblik van mijn leeftijdgenoten die stijfjes en houterig en een beetje ongemakkelijk in polonaise -zingend met Toon Hermans- samen met Mien op zoek zijn naar de feestneus van Toon. Ik besluit om niet mee te zoeken en liever op straat te blijven bij de dweilorkestjes en dan maar kroegjes binnen te stappen. Maar ook daar zit in de dampende drukte niemand te wachten op een ouwe jeck die probeert zijn jeugd terug te vinden in het feestgedruis.

Carnaval en ik. Dat is dus niet meer zo’n gelukkige combinatie.

Sagittarius