Roy vierde zijn verjaardag en dat was uitgelopen op een gezellig, maar tegelijkertijd ook vermoeiend avondje, vond Anneke, terwijl ze de lege glazen daags erna van tafel haalde. De drank had weer ‘ns rijkelijk gevloeid en iedereen had zich te goed gedaan aan het kaasplankje en de onvermijdelijke bitterballen, tot uiteindelijk in de kleine uurtjes de roes was bereikt en men bedwelmd het bed had opzocht, want ze bleven allemaal overnachten. Ook dat nog, inderdaad, maarde stemming zat er gelukkig goed in, omdat ze met z’n allen vooraf hadden afgesproken de vele conflicten in de wereld, het thema dat elke discussie lamlegt, voor één keer te parkeren en zich over te geven aan een avondje ouderwets lachen. En daar hoort het halen van ouwe koeien uit de slootnatuurlijk ook bij. Want humor heeft een mens van tijd tot tijd echt nodig, vond Anneke. We slaan in de media de laatste tijd door in ellende waaraan we zelf part noch deelhebben, misère die zich 1500 kilometer verderop afspeelt. Het was dus hoog tijd voor een avond storytelling. En aangezien de heren, alle drie vlotte praters, voldoende spraakwater binnen bereik hadden, was er aan leuke anekdotes geen gebrek. Zo vertelde Jacques over die keer dat hij, tijdens een zakenreis in Kazachstan, op een zonovergoten terras neerzeeg en een sigaretje opstak. “Nou, ik had nog geen trekje genomen of er stond al een politieagent naast me,” legde ie uit, “zo’n potige gast die me in steenkolenengels duidelijk maakte dat er ter plaatsein de buitenlucht absoluut niet mocht worden gerookt. Maar nu komt het, tot mijn stomme verbazing stuurde ie mij linea recta naar binnen, naar het restaurant, waar roken wel was toegestaan. Nou, hoe vind je die?” “In China had ik ook ’n keer een bijzondere ervaring, tijdens die keer dat ik er een rondreis maakte”, ging Anton verder. “Want wat was het geval, ik verloor in Sjanghai op gegeven moment mijn telefoon in een taxi, was op de achterbank uit mijn zak gevallen. Kreeg het pas na een kwartier op mijn hotelkamer in de gaten en rende meteen terug naar de balie. Daar arriveerde ik tegelijk met de inmiddels teruggekeerde taxichauffeur, die me triomfantelijk mijn mobieltje overhandigde. Kennelijk stonden zijn eer en goede naam op het spel, want de beste man wilde volstrekt niet van een fooi weten, hoe zeer ik er ook op aandrong. Voordat ik de kans kreeg hem wat bankbiljetten toe te stoppen, zat hij alweer in zijn taxi. Alle lof voor deze goudeerlijke taxichauffeur, want zonder mijn telefoon was ik daar tamelijk onthand.”

“Over eerlijkheid gesproken,” ging Roy verder. “Wij waren onlangs een paar dagen in Kopenhagen en daar stond tot mijn verbazing bijna geen fiets op slot. Als men ergens een winkel binnenging, zette men de fiets gewoon in een klem of tegen de muur aan, waarna men boodschappen ging doen. Bij ons heb je drie sloten nodig, waar ligt dat toch aan?”

“Kwestie van mentaliteit”, sprak Jacques en liet nog een biertje aanrukken.

“Maar iets heel anders nu. Zo bezochten wij ’n keer in Rome in de verzengende hitte het Colosseum,” ging ie verder, “en daar zagen we menig toerist tegen betaling selfies maken met zo’n legionair, zo’n soldaat uit het Romeinse rijk. Toen we naderbij kwamen zagen we dat er aan kleding en wapenuitrusting van die gasten niets mankeerde. Toch was er sprake van geschiedvervalsing, want de Romeinengingen allemaal, voorzien vaneen horloge om de pols, zonnebril op de neus en een sigaret op de lip, op de foto. Om je dood te lachen!” “Over dood gesproken, daarvoor moet je niet naar Rome, maar naar Napels.” wist Anton. “Want het gezegde luidt namelijk: Napels zien en dan sterven. En wie weet barst de Vesuvius wel op een vernietigende wijze uit, net op het moment dat jij er bent. Dat kan maar zo, die vulkaan ligt daar om de hoek. En dan is het met jou gedaan. Maar volgens Cruijff heb elk nadeel heb z’n voordeel, want dan heb je, voor je sterft, Napels tenminste nog gezien!”

door Rein van Vorstenbos